Historie
In de Sologne, een veengebied met schrale zure grond, moet de oorsprong worden gezocht van Le Mouton Solognot, afstammeling van de Merino. Rond 1650 zouden in de streek Sologne de eerste schapen van dit ras zijn ontstaan.
Schapen maakten in die tijd deel uit van de veestapel van boeren.
De kuddes graasden op de heidevelden en werden in de winter bijgevoerd. De Renaissance en de vestiging van het Franse Hof in Val de Loire zorgden ervoor dat de handel in wol opbloeide en daarmee dus ook de schapenfokkerij.
Rond 1850 werd het totale aantal schapen in Sologne op 300.000 stuks geschat. Het schaap vormde toen vrijwel de enige bron van inkomsten voor de boeren in de Solognestreek, waar grootgrondbezit overheerste. Alleen het Solognote schaap was opgewassen tegen de omstandigheden van de omgeving zoals vochtigheid en schrale begroeiing.
De schapenteelt was extensief, de dieren liepen niet op een weide. De lakenindustrie van het dorp Romorantin, die leverde aan het Franse leger, vormde een belangrijke afzetmarkt voor de wol. De lammeren werden verkocht om vetgemest te worden in de rijkere streken.
Toen men de Solognestreek ging bemesten met slib uit het Kanaal van Sauldre, wegen ging aanleggen, het afwateringssysteem ging veranderen en tot herbebossing overging, betekende dat een flinke slag voor de schapenfokkerij omdat men de uitgestrekte gebieden die nodig waren om de schapen te laten grazen niet meer kon exploiteren.
Zodoende daalde het aantal schapen tot 50.000 in 1910.
De ontvolking van het platteland na de Eerste Wereldoorlog en in de jaren dertig, en de opkomst van de jacht als belangrijkste economische activiteit, zorgden ervoor dat de schapen bijna uit de Sologne verdwenen.
In 1934 richtten drie fokkers (Beaucamps, Pinguet en Soyez) de ‘Vereniging voor het Solognote Schaap’ (Syndicat Orvin Solognot) op.
Pas vanaf 1940 zien we weer een opleving van het Solognote schaap.
Men gebruikt nieuwe fokmethodes waarbij men de schapen op een wei zet: ‘s zomers grazen ze en ’s winters zet men ze op stal, of ze lopen het hele jaar buiten op een omheind terrein en krijgen ’s winters hooi bijgevoerd.
In 1942 werd het Stamboek voor het Solognote schaap opgesteld en in 1948 fuseerden deze twee instellingen. Vanaf 1968 wordt het ras genetisch zuiver gehouden. Daarvoor is een genetisch programma opgezet.
Vanaf 1976 worden de ooien gedekt volgens een vast schema.
De hele populatie is verdeeld in 10 families.
Aan de mannelijke helft van de ene familie wordt een vrouwelijke groep van een andere familie gekoppeld. De lammeren die daarvan het product zijn, blijven in de familie van de moeder. De opzet is het beperken en controleren van het in kleine populaties nimmer uit te sluiten bloedverwantschap.
In 1995 namen ongeveer 1000 ooien deel aan dit kruisingsschema, op een totaal van bijna 2000 dieren. Om dit genetisch programma uit te kunnen voeren werd in 1979 een opfokcentrum voor ramlammeren opgezet.
Elk jaar worden daar zo’n 40 rammen opgefokt, die geselecteerd worden uit de beste dieren van elke familie.